Zonder zelforganisatie hadden we geen algemeen kiesrecht veroverd. Tot aan de Grondwet van 1887 gold in Nederland het censuskiesrecht. Vanaf 1887 bepaalde de wet dat het kiesrecht voor de Tweede Kamer uitgeoefend zou kunnen worden door de mannelijke ingezetenen, tevens Nederlanders, die door de Kieswet te bepalen tekenen van geschiktheid en maatschappelijke welstand bezitten.
In 1917 kregen de mannen algemeen kiesrecht, twee jaar later volgden de vrouwen.