Na de introductie van de politieke partijen was er een andere grote verandering in de lokale democratie: de enorme schaalvergroting en de daarmee samenhangende anonimisering.
In 1900 was de gemiddelde grootte van een gemeente 4.553 inwoners. Hebben we het nu over de lokale democratie, dan praten we over een gemiddelde gemeente van 43.536 inwoners. Het belastinggebied is vrij klein. De gedachte was oorspronkelijk dat het gemeentebestuur zelf voor zijn inkomsten moest zorgen en dus moest leven van zelf geheven belastingen. Daardoor was er een duidelijke afweging tussen baten en de lasten die bewoners daarvoor moesten opbrengen. Heel lang heeft de gemeente ‘geleefd’ van diverse vormen van inkomsten- en vermogensbelastingen.
In 1929 werd het Gemeentefonds ingesteld. De gemeenten kregen een algemene uitkering en het belastinggebied werd beperkt. Maar het takenpakket is wel steeds vergroot. De overheid grijpt inmiddels dieper in op het leven van mensen. Gemeenten geven het meeste geld uit aan taken in het sociale domein: werk en inkomen, jeugd en maatschappelijke ondersteuning. De afweging tussen de lasten die mensen moeten opbrengen en de baten die ze ontvangen is veel vager geworden. Om alles toch in de gaten te houden is stapje voor stapje een enorm controleapparaat ontstaan met uitdijende bureaucratie om de controle van transparante documentatie te voorzien.
De overheid is anoniemer geworden in een tijd waarin mensen meer gewend zijn geraakt dat zij minder gevoelig zijn voor autoriteit en individualistischer zijn.
- Politieke Partijen
- Schaalvergroting
- Communicatie